het ontstaan van carnaval..........
De
dag voor aswoensdag staat
bekend als vastelavond, maar bij uitbreiding heeft
dit woord de betekenis gekregen van de drie dagen die aan de vasten vooraf
gaan.
Al
in 1290 komt de vorm vastelavond voor. Alle oude vastelavond-gebruiken staan met vruchtbaarheid
in verband. Het tijdstip van het feest valt samen met het begin van het
ontluiken van de natuur, de tijd van het nieuwe leven en de groei.
Hieruit
is de konklusie gerechtvaardigd dat het woord vastelavond geen verbandt houdt
"met de kerkelijke vasten.
De
naam karnaval is pas in de zeventiende eeuw, onder invloed van de intensievere
kontakten met de Zuideuropese landen vanuit
Italië in het Germaanse taalgebied terecht gekomen, alwaar het
langzamerhand in gebruik kwam, maar in vele plaatsen - vooral in kleine steden
en dorpen - heeft de naam vastelavond zich weten te
handhaven.
In
ons land is het woord karnaval het eerst aangetroffen in het tijdschrift de
Hollandse Mercurius van 1673.
Een
van de bekendste verklaringen komt van Karl Simrock.
Karnaval
komt van carrus navalis
(scheepswagen) en dit komt uit de Indo-germaanse
mythen waar een godheid rijdt in een (scheeps)wagen
ter bevordering van de vruchtbaarheid, die een neerslag kunnen zijn van oude
volksgebruiken. Deze gebruiken - met als kern het rondrijden van de godin -
vormen dan de grondslag van het vastelavondfeest. In ieder geval: het woord karnaval is van Italiaanse herkomst en ging langzamerhand de term vastelavond verdringen. De ware betekenis van dit pas laat in gebruik gekomen Italiaanse woord doet vanzelfsprekend niets af van de gedachtengang van Karl Simrock dat in het rondrijden van een godheid in een wagen of scheepswagen de herkomst van het vastelavondfeest moet worden gezocht. Vastelavond is ontstaan uit de oude religieuze riten van een landbouwkundige
bevolking. Later is dit feest tot de grote steden doorgedrongen en daarmee deed
ook het vreemde woord karnaval zijn intrede.
A.
Spramer wijst erop dat Franken het oorsprongsland is
van de stedelijke vastelavondviering en dat daarna
het Rijnland volgde, dat op zijn beurt weer grote
invloed heeft uitgeoefend op karnaval in ons land. Vooral na 1820 werden er in
vele steden karnavalsverenigingen opgericht. In
Nederland gebeurde dat in het zuiden, want in het reformatorisch noordelijk
gedeelte was aan de uitbundige feestviering door tal van verbodsbepalingen
geleidelijk aan een halt toegeroepen. Alleen enkele sporen herinneren er nog
aan. Op de Zuidhollandse eilanden bv. spreekt men nog
in de twintigste eeuw van vastelavond of vastenavond houden als men bedoelt
een gezellig avondje houden.
Na
de tweede wereldoorlog is er ten noorden van de grote rivieren in ons land weer
belangstelling voor karnaval gekomen.
Veel
van de Nederlandse karnavalsverenigingen dragen de
naam van een dier terwijl een aantal anderen een dier in hun wapen hebben.
Dit
beest is vooral een kikker, haan, bok of uil. In Roermond
heet de karnavalsvereniging: d'n
Uul. Den Bosch noemt men tijdens karnaval Oeteldonk (= kikvorsmoeras). In Valkenburg heeft de karnavalssociëteit de bok als mascotte.
Dit
dier, een zinnebeeld van vruchtbaarheid, komt evenals de geit ook elders wel voor in de vastelavond-optocht;
soms is het een verkleed mens. Verder dragen de verenigingen vaak agrarische
namen: De Weertse karnavalsvereniging
heet de Rogstekers.
Ter
afsluiting van dit inleidend artikel een uitspraak van Viervorst Jocus uit Venlo:
|
een andere kijk op het ontstaan van Carnaval... |
nog meer (leuke!) uitleg over carnaval.... |